top of page

The Cape Wrath Trail is a long distance walk from Fort William to the northwesternmost point of mainland Britain, Cape Wrath. The route is unmarked and there is no official line. It is a superb route for very experienced long-distance backpackers, passing through magnificent wild landscapes for most of the route, with the freedom to choose your own exact route;

 

The trail is completely unmarked and passes through extremely wild and rugged terrain, far from services and facilities for much of the distance. Although many sections follow paths and tracks, there are also some sections which are pathless and a high degree of navigational skill is required. Walkers need to be self-sufficient and to carry food needed between resupply points. There are also several unbridged river crossings which can become dangerous or even impossible in spate conditions.

The route has the reputation of being Britain's toughest long distance walk. Much of the route is shared with the new Scottish National Trail which starts at Kirk Yetholm near the English Border.

 

The start of the trail is in Fort William, which is easily reached either by train or city link bus. The end of the trail is remote Cape Wrath, linked by a seasonal tourist bus and ferry to near Durness. The Durness bus can provide onward transport.

Cape Wrath Trail

Mei 2014
Intro

Begin oktober 2013 komt het bericht dat we uitgeloot zijn voor de TGO Challenge. Hoewel we daar rekening mee gehouden hebben, valt het bericht toch erg tegen. In één keer hoor je niet meer bij de familie. Een familie die net is uitgebreid met vier lopers uit de Nivon Bergsportgroep Amsterdam periferie, mede door onze verhalen over de vorige versie!

 

We krijgen een plaats op de wachtlijst, maar niet zodanig dat we goede hoop mogen koesteren.  Bovendien past het ons niet, afwachten of je mee mag doen. Dus hakken we de knoop door en besluiten om in mei 2014 het Cape Wrath Trail te gaan lopen. Wat, twee weken Coast to Coast in Scotland, wij gaan in drie weken van Fort William naar Cape Wrath!

 

Voorbereiding

De eerste stap is het boeken van de heen- en terugreis. We vliegen naar- en van Inverness, wat tegenwoordig rechtstreeks met Flybe vanaf Amsterdam kan.

De tochtplanning is bij dit type Schotlandtocht tamelijk essentieel, het is afgelegen gebied met weinig voorzieningen. En je wilt jezelf in het begin niet forceren. Bovendien is het geen officieel trail, het begin- en eindpunt zijn de enige dingen die vaststaan. Onze bronnen zijn de Cicerone-gids van Iain Harper, de website Walkhighlands en de verslagen en tochtplanning van Dic van Hummel. Dat laatste stuk hebben we gekregen van Thilou Reens, zij heeft samen met Dic en anderen het Cape Wrath Trail ook gelopen.

 

Er gaan voedselpakketten naar Gary’s Hostel in Craig en naar het Inchadamph Hotel, waarmee we tocht in drie delen hebben verdeeld. Adventure Food is zo vriendelijk om ons via Marcel Besemer gedroogde diners en desserts te verstrekken. Willem Fox levert een paar fijne plastic liners. Die beschermen de rugzakken tijdens de vliegreis en houden de inhoud droog tijdens de tocht. We verwachten inclusief de slotetappe naar de bewoonde wereld in Durness 18 dagen te lopen, 370 kilometer met een kleine 11.000 meters stijgen en ook weer dalen.

 

Kaartmateriaal komt van de prints uit de Anquet-software, backup is Anquet for iPhone en ik heb een Suunto horloge met hoogtemeter en GPS om mijn pols.

Heenreis, donderdag 8 mei

Nieuw is dat zowel Karin als ik op trailrunshoes lopen. We gaan het na lang twijfelen proberen. Bergschoenen worden in Schotland steevast van binnen nat en ze vormen een tijdrovende factor bij de talloze rivierdoorsteken. Een onverwacht voordeel dient zich bij de douane al aan: we hoeven onze schoenen niet uit te trekken!

 

We reizen – heel relaxed - ’s middags. Inverness heeft een klein vliegveld en we zijn ruim op tijd om voor sluitingstijd gastankjes te kopen bij Craigdon Mountain Sports.  We eten een lekkere hap bij de Filling Station en om acht uur ’s avonds stappen we op de bus naar Fort William. Fraaie busrit, we volgen de Great Glen Fault, de markante geologische breuklijn in Schotland.  Overnachten doen we in de Clan MacDuff. In de bar zit een groep mannen op leeftijd te drinken. De volgende ochtend zien we ze, best wel verrassend, op stoere motorcrossfietsen stappen: ze doen mee aan de jaarlijkse Scottish Six Days Trials, een internationaal motorcrossfiets evenement rond Lochaber. De dame-eigenaar van het Clan MacDuff is beretrots dat wij voor de start van ons Cape Wrath Trail hun hotel hebben gekozen!

 

Dag 1, Fort William – Gairlochy, 17,5 km, stijgen 181 m. - dalen 140 m.

Bij het station mogen de regenbroeken gelijk aan. Koud is het niet en zodra we de kans krijgen gaan ze uit. Ten oosten van ons ligt de Ben Nevis met sneeuw op de flanken, mooi. Achter een rugbyveld zien we oude treintoestellen staan. We nemen een foto voor Erik Schötker, maar zeggen ook gelijk tegen elkaar dat dit eigenlijk geen zin heeft: een tramfanaat gaat niet vreemd met een treinloc.

We passeren Neptunes Staircase, acht sluizen direct achter elkaar geplaatst die bijna twintig meter hoogte overbruggen. Indrukwekkend. Daarna begint de rust, een lang pad met aan onze linkerhand het Caledonian Canal en rechts van ons de River Lochy.  Af en toe passeert er een bootje. Het is relaxed lopen en dat is ook precies de bedoeling zo in het begin. Dit is waarom we de oostelijke variant van de Cape Wrath Trail hebben gekozen, in de westelijke ga je direct de hills in.

 

De Clan MacDuff heeft ons akelig verwend met lunchpakketten, zeer compleet. Onder andere sandwiches met tonijn (mayo en ui) en cheddar (tomaat en chutney), heerlijk. En die zit je dan lekker weg te kauwen op een boomstam aan het kanaal. Aan infrastructurele wonderen hebben ze hier geen gebrek, we passeren maar liefst twee aquaducten, het Shengain Aqueduct en het Glen Loy Aqueduct. Die stammen uit begin 1800. Dat hele Caledonian Canal is interessant, het verbindt Fort William met Inverness en maakt gebruik van vier natuurlijke meren in de Great Glen, de grote vallei, waaronder Loch Ness.

 

Karin heeft last van haar rug. Het lopen gaat goed, maar de rugzak moet haar omgehangen worden. Dat kan ze niet zelf. Ze heeft er pijnstillers voor en we hopen dat het gaandeweg verdwijnt. Gelukkig is het geen lange dag en bij Loch Lochy hebben we geluk. We informeren bij de mannen van de sluizen hoe hier aan water te komen, want er zijn een paar kampeerplekjes bij de sluizen waar je mag staan. Het blijkt dat je gebruik kan maken van de loper van de toiletgebouwen die je langs het hele Caledonian Canal vindt. Dat is natuurlijk voor de pleziervaart, maar wij maken er dankbaar gebruik van. Zeker voor wie de Great Glen Way loopt een aanrader.

 

Ons levert het een vroeg kamp op, aan het water met uitzicht op de Ben Nevis Range. Toch heeft onze buuf – er is een stel twintig meter verderop neergestreken – daar nog niet van gehoord. En ze hebben er al vijf dagen Great Glen Way opzitten, lopend vanaf Inverness. Ze is ineens minder blij met haar vriend, maar gelukkig wel met onze loper.   

Dag 2, Gairlochy - Invergarry, 25,2 km, stijgen 644 m. - dalen 637 m.

Gisteren met de kippen op stok, vanochtend weer vroeg uit de veren. Het was lekker slapen met de regen op het tentdoek. Niet lang na vertrek belanden we in een heus sprookjesbos. Iemand heeft zich geweldig uit lopen leven met kabouters, feeën en allerlei snuisterijen. Bij Clunes belanden we op een eindeloos lang pad langs Loch Lochy. Wel erg mooi met de uitzichten op het meer en de gaspeldoorn in bloei. Daar hoort dan ook nog een lekkere zwaar zoetige geur bij. Yep, hier schrijft een grote fan.

 

Het is kwart over tien en we komen twee tegenliggers tegen, we maken een praatje. Ze lopen naar Gairlochy, waar wij dus vandaan komen. Zij: ‘you must have started early!’ Wij: ‘well, not exceptional, you guys are almost there, less than two hours!’ Zij: ‘are we, can’t believe it.’ En dan weer: ‘do you always start this early?’ We geven het op. Het stel, een verlegen stille man en een vrouw met een giga litteken boven het oog vertellen dat ze de Great Glen Way doen, maar dan bij voorkeur met de bus of liftend. De tent was nog niet gebruikt, ‘but we are learning’. Dat hopen we dan maar.

 

We zijn blij als we bij de Laggan Locks (sluizen) belanden. Het lange pad is gedaan en er is zowaar horeca: een drijvende pub, the Eagle Barge Inn. Daar maken we dus gebruik van en eten een sandwich. Als andere gasten horen dat we uit Nederland komen, wordt de bediening gevraagd om over de historie van dit rijnaak-achtige schip te vertellen. En dat is interessant, het is van Nederlandse origine en gebouwd als manschappenboot. Geklinknageld, gepantserd en daarmee een zware jongen. Na de Tweede Wereldoorlog door de Engelsen gebruikt voor suikerbieten transport over het Kanaal. Normaal gesproken niets voor een rijnaak, maar het gewicht maakte dit mogelijk. Toen ‘de Barge’ buiten gebruik werd gesteld werd Schotland de bestemming, waar ze nu dan dus in het Caledonian Canal ligt.

 

Een vrouw schatert: “The Dutch are reclaiming the boat!!” Ze behoort bij een gezelschap dat van Inverness naar Laggan Locks vaart en weer terug. Alle dames dragen een matrozenkraag. We hopen op zelfspot, maar helemaal zeker weten doen we dat niet.

 

 

Lekker om weer buiten te zijn, ondanks de regenjassen die aan moeten. Ruimte! De regen zet niet door en als we gaan klimmen zijn ze zo weer uit. We lopen nu langs Loch Oich en door de bomen naar beneden zien we nog net het standbeeld bij de Well of the Seven Heads. Dat is een nogal luguber beeld van een hand met een zwaard die zeven afgehakte criminele hoofden aan de haren omhoog houdt. Op die plek zijn eind 17e eeuw de hoofden schoon gespoeld om ze toonbaar te maken en om als bewijs van een geslaagde actie te dienen. Vandaar ‘de Well of the Seven Heads’. Hoe weten we dit nu allemaal: 13 augustus 2012 waren Karin en ik met Sjoerd op deze plek.

 

De klim is stevig en is van het karakter ‘stijgt door na elke bocht’. Karin herinnert me aan de wijze lessen van Maartje die vertellen om niet te kijken wat er na de bocht komt, maar om van het nu te genieten. Dat is lastig voor mij, want het nu is sleuren, zweten, hijgen en stinken. Het nu wordt later gelukkig een stuk beter als we op het hoogste punt de beloning incasseren: een werkelijk fantastisch uitzicht over Loch Oich en in de verte zelfs Loch Ness.

 

In de afdaling naar Invergarry ook nog eens enorme hoeveelheden gaspeldoorn, een hostel waar nog plek is en ’s avonds eten in het Invergarry Hotel. Dát ‘nu’ bevalt ons wel.

 

Dag 3, Invergarry – Loch Loyne, 28,3 km, stijgen 1098 m. - dalen 706 m.

De reuk begint nu de gradatie stank te bereiken en achtervolgt ons. Letterlijk. Die heerlijke sandwich tunafish van dag 1 lijkt niet helemaal goed in de rugzak te zijn beland. Godzijdank tussen de plastic liner en de buitenkant, maar onderschat de rugzak zelf niet. In het begin overheerst de geur van olijfolie, later die van de tonijn. Tot dan alles goed, we krijgen er honger van. Maar ja, daarna beginnen de geuren iets minder goed naar ons te luisteren, doen waar ze zin in hebben en dat – leren wij hier - moet je een geur niet gunnen. Een verrotte vis achtervolgt ons.

 

 

Geen idee hoe je zo’n probleem oplost, een zoekactie op internet ‘verrotte vis in rugzak’ levert bijzondere hits op, maar geen bruikbare. Gelukkig heeft Karin wel ideeën, want ze verdwijnt met de rugzak onder de douche. Karin ruikt naar viooltjes en nu mijn rugzak ook een beetje! Time to go en we lopen lekker makkelijk onderlangs Loch Garry. ’t Is dat we dat weten, want we zien het meer welgeteld één keer. Veel bos, later wat meer open. Het voelt goed, we hebben twee dagen makkelijk gelopen, maar vanaf vandaag begint het zwaardere werk. Dat wordt voorafgegaan door ontmoetingen met TGO Challengers, uiteindelijk komen we er vandaag zestien tegen!

 

Dat heeft ook te maken met de routekeuze. We lopen niet westelijk door naar Garrygualach (waarbij het gezien de berichten op internet twijfelachtig is of je daar het bergriviertje overkomt), maar steken bij Greenfield noordelijk en lopen via de brug over Loch Garry. Blijkbaar kiezen de Challengers ook de route via Garygualach niet! De eerste Challenger zegt tegen ons dat we in de ‘wrong direction’ lopen, hahaha! Met John en Norma staan we langer stil en ze blijken Willem (the Dutch TGOC promotor) in de trein gehoord te hebben. Nee, gezien hebben ze ‘m niet, maar ze hoorden hem wel. Zij, maar ook Paul gaan onze Nederlandse vrienden zeker de groeten doen.

 

Onder de overkapping van het fameuze maar helaas failliete Tom Doun Hotel komt Emma aangelopen. Dat is leuk, want Emma hebben Karin en ik vorig jaar ontmoet toen ze net als wij startte in Strathcarron. We lunchen samen en Emma vraagt zich af waar te slapen, haar doelstelling voor vandaag is behaald. Voor ons nog niet, nog lang niet.

 

 

 

 

We stampen in westelijke richting nog een vier kilometer asfalt weg en duiken voor de Allt a’ Ghobhainn noordwest van de weg af, een vaag en gestaag klimmend pad naar een pas op zo’n vijfhonderd meter hoogte. Daar krijgen we een prachtig uitzicht op Glen Loyne, een mooi verstild dal met een meer en een rivier. Die stroomt stevig en we moeten goed zoeken naar een veilige plek om over te steken. Dat lukt en eigenlijk zouden we nu het liefst de tent prikken. Maar een goede plek is er niet. Daarvoor moeten we eerst nog omhoog naar Creag Liathtais, pffff. Finish bergop zeg maar. Als we de tent uit de rugzak halen is het windstil. Lastig, want de Trailstar moet met z’n kont in de wind. Uiteindelijk blijkt dat dit niet gelukt is, maar gelukkig begint het pas te waaien en te regenen als we gegeten hebben. We halen de voorste stok neer en kruipen in de slaapzakken.

  

Dag 4, Loch Loyne – Camban Bothy, 18,8 km, stijgen 538 m. - dalen 628 m.

We vermoeden dat een muis ook vis lust. Anders kunnen we het nachtelijke bezoek dat ze aan mijn rugzak bracht niet verklaren. Inderdaad, de viooltjeslucht is geweken. En de vis met olijflucht heeft een nieuwe, geïntensiveerde muffe staat bereikt. 

 

Het waait te hard en het is te koud om onbeschut water te gaan koken, een vette windchill. Het wordt een reep en het vooruitzicht om acht kilometer verder de Cluanie Inn binnen te stappen om uitgebreider te eten en koffie te drinken. Gelukkig is het wel droog geworden. We komen al snel op een goed pad en dalen gemakkelijk af met prachtige vergezichten over Loch Cluanie en Kintail. De Cluanie Inn stelt ons niet teleur en wij hen ook niet, de  baguettes met ei en bacon schuiven naar binnen als een whisky in een Schot.  

 

Rond het middaguur stappen we verder richting Glen Affric en de beelden zijn fraai. Voor de Allt Cam Ban en de Allt A Chomhlain samenkomen gaan we westwaarts en doorwaden deze twee riviertjes. Niet lang daarna komt de Camban Bothy in beeld, lekker hoor. Kwartiermaken! Een tijd later komt er een Engels stel binnen stappen. Ze blijken Bothy Baggers te zijn, de sport is om zoveel mogelijk bothy’s te bezoeken. Die variant kenden we nog niet en het blijkt binnen deze tak normaal te zijn om kolen mee te sjouwen. Aan doorgaande trekkings doen ze niet, in dit geval is het een retourtje Morvich – Camban. Camban heeft twee ruimtes en dus gaan we even buurten. Een beleefdheidsbezoek, maar wel lekker warm.

Dag 5, Camban Bothy - Killilan, 27,2 km, stijgen 582 m. - dalen 915 m.

We zijn vroeg op pad, het is mooi weer. Het eerste stuk kunnen we een smal maar goed pad volgen, deels redelijk recent hersteld. En dan ineens is het verdwenen om ook niet meer terug te keren. Het wordt een pittig padloos traject en dat gaat z’n tol eisen. Karin krijgt last van haar enkel, vermoedelijk ook omdat ze onnatuurlijk loopt om haar rug te ontzien. Maar wat een mooi dal is dat Gleann Gaorsaic!

 

Als we afgedaald zijn en bij Carnach staan moeten we een besluit nemen. Het is niet verstandig door te lopen naar Maol Bhuidhe, want daar – in de middle of nowhere – wil je niet constateren dat het helemáál niet meer gaat. Het is überhaupt niet verstandig door te gaan in zwaar terrein, het meisje heeft rust nodig. Het kost me niet veel moeite de knoop door te hakken, we breken de tocht af. En besluiten om richting Killilan te lopen en te kijken of we de tarp ergens neer kunnen zetten. Dat laatste lukt niet omdat we kilometers achtervolgt worden door een kudde Schotse Hooglanders. Een complete familie inclusief ukkepukkies. Dat is geen fijne mix gezien de beschermingsdrang. Dus het is zoeken naar een manier om de beesten af te schudden, maar we twijfelkonten over een geschikte plek en de tarp komt niet uit de rugzak. Karin strompelt dapper door. Nu ze niet meer padloos hoeft,  of te stijgen of te dalen, gaat het net.

 

Maar de eerste auto die we bij Killilan tegenkomen houd ik aan. Het blijkt een medewerker van het estate te zijn en hij is bereid ons naar Dornie, de bewoonde wereld te brengen. Nou ja, eigenlijk alleen Karin maar ik mag ook mee: ‘I like to help ladies in need’. Ja ja. In de achterbak liggen twee dode vossen, hij is de boeren in de buurt wezen helpen. Karin moet z’n geweer – wat op de achterbank ligt – aan de kant schuiven.

 

Echt super dit, want een half uur later staan we in Dornie! Weer een half uur later hebben we een bed & breakfast gevonden, die van Angela en Johnston Gill. En weer een half uur later zitten we aan een pint in de Clachan, de pub.

 

 

 

 

Gerry’s Hostel

De terugvlucht kan makkelijk omgeboekt worden, maar we hebben nog voedselpakketten uitstaan. Waarvan één in Craig, in Gerry’s Hostel. We hebben daar sowieso een nacht geboekt, dus we besluiten eerst daar naar toe te reizen en de dag daarna door te gaan naar Inverness.

 

De bus brengt ons in Kyle of Lochalsh. We moeten wat tijd doden voor we de trein kunnen pakken, maar in Kyle is niet veel te doen. Op het stationnetje vinden we het Seafood Restaurant en van dat spontane bezoek krijgen we geen spijt. De eigenaar/visser/kok vindt het leuk dat we alles wat hij voorstelt willen proberen, inclusief de rauwe vis. Het is allemaal ontzettend vers en lekker en in plaats van dat wij hem fooi geven, krijgen we een fikse korting op de prijs.

 

In de trein kopen we een kaartje naar Achnashellach, dichtbij Craig. De conducteur vraagt waar we heen gaan en als hij hoort dat we naar Gerry’s Hostel gaan geeft hij ons mee: ‘tell him he’s a lousy golf-player’! Ons kent ons is het hier. Als we Gerry’s Hostel naderen zien we een auto van de pakketdienst wegrijden. Maar als wij aanbellen en kloppen is er niemand die open doet. Niet gek denken we dan nog, want de website is duidelijk, vanaf halfzes ’s middags kunnen we pas terecht. En het is halfvijf.

Het regent en we schuilen in een half open schuurtje. Maar als we om halfzes aanbellen en kloppen wordt er nog steeds niet open gedaan. Om zes uur en om halfzeven nog steeds niet. Er staat ook geen auto. Toch wagen we er een belletje aan en verdomd, Gerry neemt op.

 

Hij is gewoon thuis de fucker!! Maar ook nu gaat hij nog even niet open doen, want hij zit te eten en we moeten wachten tot hij daarmee klaar is. Als hij dan open doet ontstaat er een interessant gesprek, Gerry: “in fact I’m closed I didn’t expect anyone.” Ik: “I don’t understand, we e-mailed  about this.” Gerry: “yeah, but did you confirm?” Ik: “Did you confirm? You confirmed! And I wrote you the food parcel is underway, what do you think that means!” Dan grijpt Karin in: “ok, but is there a problem?” Gerry denkt even na: “no, there isn’t.” En we mogen binnen komen.

 

Binnen volgen strikte aanwijzingen voor schoenen en jassen. Hij laat ons zien waar we slapen, pakt lakens en slopen en ruikt er stuk voor stuk eerst eens goed aan om te bepalen of ze fris genoeg zijn. De bedden zijn zelf getimmerd, robuust. We bereiden ons voor op een avond op onze kamer, maar het loopt anders. Op weg naar de keuken spreekt Gerry me aan en vraagt of we überhaupt nog beneden komen zitten, anders hoeft hij het vuur niet aan te steken. Dat lijkt ons een goed plan.

 

Gerry heeft wijn, wij hebben berenburg.  Gerry heeft kaas, wij hebben droge worst. Dat delen we allemaal en, verdomd, het wordt nog gezellig ook. De man, geboren in Engeland, is hier ergens in de zestiger jaren komen werken aan de aanleg van de spoorlijn en is nooit meer weggegaan. Een auto heeft hij niet, hij doet alles op de fiets. En het blijkt dat ons voedselpakket deze middag is aangekomen, zo’n strakke timing had hij nog nooit meegemaakt. Als ik dan ook nog zijn stereo aan de gang krijg - sinds het bezoek van mannen op motoren werkt deze niet meer - ben ik bang dat hij me gaat zoenen. Dus hét moment om de boodschap van de conducteur te brengen, hij kan er smakelijk om lachen. Dat golf een van oorsprong Nederlandse sport is gaat er moeilijk bij hem in.   

Inverness

Het was een leuke avond, maar toch voelt het ontzettend goed om de deur van het hostel achter ons dicht te trekken. We realiseren ons dat Gerry het allemaal bepaalde en dat we voor zijn vermaak hem gezelschap mochten houden. Als we in Inverness binnenstappen bij Craigdon Mountain Sports, vertelt Karin desgevraagd waarom we al weer terug zijn. En ook over Gerry’s Hostel. De medewerker vertelt ons een soortgelijke ervaring.  Gerry deed ook niet open, maar kwam wel woest naar buiten stormen toen er – in de stromende regen -  een tentje in z’n tuin werd opgezet.

 

Er is sms-contact met Graeme en Marion. We hebben hen ontmoet tijdens de TGO Challenge in 2013. Ze lopen op dit moment de editie 2014 en ze bieden ons aan om in hun huis in Letham in het oosten van Schotland te verblijven. Heel erg aardig, maar we slaan het af. We gaan liever naar ons eigen huis. We banjeren een beetje door de stad. ’s Avonds eten we bij Sams Indian Cuisine, dat hoort er toch een beetje bij als je Great Britain bent. Heerlijk. We slapen in het Inverness Tourist Hostel, waar we de kamer delen met Tara Klein-Boonschate en haar vriend Richard Clancy. Het stel komt uit Australië, Tara met roots in Deventer, ze zijn nu door Europa aan het trekken. Leuke jonge mensen.

Terugreis vrijdag 16 mei

Op het vliegveld komen we twee Nederlanders – Paul en Frits uit de Brabantse Kempen - tegen die we op de heenreis ook al spraken. Ze hebben een leuke week gehad en hebben in korte tijd veel gedaan. Het was hun eerste kennismaking met Schotland en ze zijn erg enthousiast. 

 
Outtro

Dat vinden we erg leuk, want heel herkenbaar. Het liefst hadden wij de drie weken vol gemaakt, maar gek genoeg is er nauwelijks spijt. Dat komt door het besef dat we een fantastische week gehad hebben. En dat er weer een reden is om terug te gaan, de tocht af te maken. Mooi vooruitzicht. 

 

Terug in Nederland gaat Karin weer aan het werk, het voetenwerk is gedaan, de rug en enkel krijgen rust. En zo spaart ze vakantiedagen voor later in het jaar, wellicht zijn we sneller terug in Schotland dan we denken. Zelf loop ik het Zevenwoudenpad, van Lauwersoog naar Steenwijk.

 

Het Inchadamph Hotel is zo vriendelijk om op ons verzoek het voedselpakket weer terug naar Nederland te sturen. We hebben ze tot drie keer e-mails gestuurd met de vraag hoeveel geld we hen verschuldigd zijn. Maar daar reageren ze niet op… Dat we daar gaan slapen is duidelijk!!

 

 

 

Foto’s: Karin D. Moor en Leendert P. Bakker

Tekst: Leendert P. Bakker, Amsterdam, februari 2015

bottom of page