De camping die ik boek – voor ons komende weekend op het Noaberpad met Erik en Carla – heet Fila Delfia. Die spelling ken ik niet, maar op de website leggen ze uit dat de naam uit de antroposofenleer van Rudolf Steiner stamt. De naam Philadelphia is voor mij onlosmakelijk verbonden met de instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Brummen – waar ik gewoond heb – kende meerdere vestigingen. En nog steeds, zie ik op internet.
De leiding van de jeugdclub van de gereformeerde kerk zag in de jaren negentienzeventig een duidelijke match van ons puberniveau met dat van de ‘betere’ bewoners van Rhienderstein, een Philadelphia-vestiging. Dat de bewoners hun kleding bij de zaak kochten die onze leiding in het dagelijks leven bestierde, wisten we toen nog niet. Hoe dan ook, Piet, Ton en Wim kwamen onze club versterken.
Wim was een man die overal bang voor was. Praatgrage Ton stotterde verschrikkelijk maar niet als hij sigaren rookte. Piet sleepte een mank been mee, maar volgens zijn mimiek torste hij al het leed van de wereld. Goede gasten waren het en ze lulden net zo vaag als ons, vette match. Ze vielen wel een beetje stil toen we ze meenamen op een dropping. Nou ja, Wim liet zich natuurlijk wel gelden, maar dat was niet bijzonder meer. Ze scheten in ieder geval alledrie vet bagger, jammerden, huilden en ik vermoed dat ze later op Rhienderstein vonden dat die gereformeerde jeugd toch niet zo goed bij de jongens paste. We hebben ze in ieder geval nooit meer op de club gezien.
Een paar jaar later was er een nieuwe ervaring. Dat was toen ik Brenda van haar stage op mocht halen bij Philadelphia in Angerlo. Een patiënt zag in mij iets heel bijzonders. Eerst draaide hij een paar rondjes om me heen, om z’n blik vervolgens te focussen op m’n rechteroor. Dertig centimeter afstand leek hem het beste. En daar zat ik dan. Gek zou hij me niet krijgen beloofde ik mezelf. Hij onbeweeglijk starend naast me en ik quasi rustig op een stoel, maar wel met beelden van mijn afgescheurde oor tussen zijn tanden.
Goed, de link tussen antroposofen, Fila Delfia en Philadelphia kan ik leggen. En iemand gaat me vast nog uitleggen hoe het komt dat er rond Zutphen zoveel inrichtingen en Philadelphia vestigingen zijn. Maar dan komt Carla en ze laat me flabbergasted achter met haar eerste associatie met Philadelphia: smeerkaas!
De Philadephia smeerkaas zelf snap ik, heb ik ook wel gezien in de supermarkt. Maar als eerste gedachte bij het horen van ‘vieladelvia’? Hoe kan dat? Want Carla is absoluut niet gepreoccupeerd met kaas of eten. Wat gebeurde er in Harderwijk waar Carla woonde, dumpten ze daar geestelijk beperkten in de Zuiderzee en was opvang niet nodig??
In de Cowshead Inn deelde ik dit met Karin, een goede gewoonte om aan de bar de dag door te spreken. Maar zij zag het probleem niet want zij had een totaal andere associatie: “ik zie die gasten naar goed antroposofisch gebruik elkaar smeerkaas op het hoofd smeren. En het er de volgende ochtend weer af likken…”